Anglicaanse traditie

De Anglicaanse traditie ontstond toen Koning Henry VIII van Engeland na langdurige onmin met de Paus in 1532 een nieuwe kerk stichtte met zichzelf aan het hoofd. Dit had onder meer directe gevolgen voor de koorzang.

Henry’s opvolger Edward bepaalde dat er in de landstaal moest worden gezongen, ‘for every syllable one note’ (met op elke lettergreep één noot). De zang die werd voorgeschreven door het English Book of Common Prayer was dan ook in de Engelse taal en sober van karakter. Dit betekende een drastische koerswijziging van de vaak zeer rijk versierde en volle katholieke muziek van die tijd.

Vanaf het begin werd de anglicaanse koormuziek gekenmerkt door een melodieuze stijl. Daarbij geeft de muziek vaak treffend de inhoud van de tekst weer met een prachtige samenklank tussen de verschillende stemmen. Dit melodieuze geeft de Engelse koormuziek een heel eigen karakter waarmee zij zich vaak onderscheidt van de zang van het continent. Daar zitten de melodielijnen vaker ‘verstopt’ in een ingenieuze compositie waarbij de melodie meer over de verschillende partijen is verdeeld.

Orlando Gibbons (1583-1625) wordt vaak de ‘vader van de anglicaanse kerkmuziek’ genoemd. Hij componeerde met hulp van technieken uit de oude Latijnse traditie, maar met een eigen Engels karakter. Gibbons schreef zijn werken temidden van beroemde tijdgenoten zoals William Mundy, Thomas Weelkes, Thomas Tallis, William Byrd en Thomas Tomkins. De dood van Tomkins in 1656 betekende dan ook het einde van een generatie die vaak wordt aangeduid als de Gouden Eeuw van de Engelse kerkmuziek. Anderen namen de fakkel over. De werken van Henry Purcell (1659-1695) Samuel S. Wesley (1810-1876) Charles V. Stanford (1852-1924) Edward Bairstow (1874-1946) Benjamin Britten (1913-1976) en Herbert Howells (1892-1983) laten zien dat de Engelse Stijl door de tijd heen prachtige koormuziek heeft opgeleverd.

In de Engelse kerkmuziek wordt altijd een onderscheid gemaakt tussen de parish church tradition, waarin de het kerkvolk zelf zingt en de cathedral tradition, waarin getrainde koren optreden.

Canticum Anglicum zingt in de stijl van de kathedralenkoren. Dit betekent een dubbelkorige opstelling: aan beide zijden van de dirigent staat, tegenover elkaar, een bezetting sopranen, alten, tenoren en bassen. Vrouwen werden in de 16e eeuw nog niet op en in het koor toegelaten. Tot hun stem brak zongen jongetjes de sopraanpartij. Volwassen mannen ‘speelden’ voor alt door met falsetstem te zingen. Dit stemtype heet countertenor.

In het Canticum worden de twee hoogste stemgroepen echter gewoon door vrouwen gezongen. Op het repertoire stonden en staan Services, Anthems, Hymns en Psalms